Uit Stof en Sterren



Uit Stof en Sterren 

Zo, een laatste blik in de verte, en weg is dit nieuwe licht.

Om terug te gaan naar huis laat hij zijn oude lichaam achter.
Bedekt met tranen van verlies keert het terug in de aarde,
Maar niet alleen als een verwaarloosd lichaam blijft hij achter.
Niet aangetrokken tot het licht — de zon van het leven —
Maar geroepen door verval, dood en verderf,
Komen de eersten er al snel aan.
Zwarte vliegen zwermen neer op het gestorven monument,
Om het mee te nemen: het vervallen vlees dat ter aarde is gevallen.
Niet alleen deze werkers van de dood — ook kevers tonen zich langzaam,
En spinnen, die als het noodlot des levens zich een nieuwe plek toe-eigenen.
Terwijl het lichaam wordt ontbonden, onthalen vele motten het mee:
De resten van de ziel die nog in het vlees verankerd liggen,
En zo kunnen de laatste resten van hij die is overgegaan
Terugkeren naar de aarde,
Zoals de ziel terugkeert naar het licht.

Een menselijke gewoonte is het om te griezelen van al die gewoontes
Die Moeder Natuur in zich herbergt,
Samen met de Vader van de kosmos.
Maar als de tranen van het niet-weten eens langzaam zullen verdwijnen,
Is het misschien ooit te zien.
Beginnend met het leven op het nieuwe graf
Een kleine witte lelie die de zuiverheid van de ziel laat zien —
Als een laatste teken van wie is geweest.
En is het een cipres die langzaam opkomt,
Om mee te rouwen in stilte en eeuwigheid.

En als daar, uit een boom neerdalend, een uil op de verse aarde landt,
Kijkt hij in gedachten naar jou toe om te spreken:
“Het is de natuur van deze aarde,
Maar deze natuur gaat verder dan wij hebben geleerd.
Tot het verste licht van alle sterren in de hemel
Rijkt de natuur van onze ziel.
En bij het wederkomen tot het licht
Verdwijnen de achtergebleven atomen van het stof tot diep in de grond.
Terwijl, met een verlicht werk, de rest van het lichaam terugkeert tot stof,
Neemt een onzichtbaar licht een reis terug, op de vleugels van de kosmos,
Gedragen door het lot dat door ons is geschreven,
Zodat het eens kan wederkeren:
De atomen uit de aarde, het diepst verborgen stof,
Met het terugkerend licht van zo oneindig ver vergeten,
Om in een nieuw en beginnend leven de samenhang te leren zien —
En daarmee een eeuwig leven.”

En terwijl de uil verdergaat, met een troep kraaien de bossen in,
Verschijnt er een mot in de beginnende duisternis,
Neerdalend op een nieuwe taxus bij het graf.
Een systeem van een onsterfelijke dood
Kondigt hij de komst van een zwaluw aan,
Die een hergeboorte zal brengen
In de komende lente,
Als het licht weer tot ons komt.

W.O.L.



Reacties

Populaire posts van deze blog

Het vuur van ons bestaan

Thuis

De Stilte van Herinneringen